Uitgeverij Cossee 2019 ISBN 9789059368644 pag. 224 prijs 20,99
De naam Albert Willem van Renterghem (1845-1939) riep herinneringen bij mij op aan de basisopleiding hypnotherapie van vijfentwintig jaar geleden. Toen mijn vrouw de recente recensie uit de Volkskrant voorlas, ook nog de naam noemde van Liébeault (1823-1904), begon het ingestampte rijtje erudiete namen weer naar boven te komen. Zelfs ‘De klinische les van Charcot’, een van de zeldzame afbeeldingen in Kees van der Velden’s ‘Directieve Therapie’, sprong op mijn netvlies. Bijna mijn hele boekenkast kwam weer tot leven. Er overviel mij een onbedwingbare neiging om, met de wetenschap van nu, diverse hoofdstukken te herlezen. Het te lezen met de wetenschap van nu, maakt het boek over de wonderdokter zo interessant.
De auteur heeft de heeft de oorspronkelijke en omvangrijke autobiografie (1.389 pagina’s) van Van Renterghem ontdekt in een stoffige bibliotheek, en toverde het om tot een handzame bundel die men in één adem uitleest.
Het meest geboeid raakte ik door Van Renterghem’s betrokken en integere manier van werken.
Hij schrijft daar zelf over: ”Had ik tevoren het slagen van behandeling toegeschreven aan het geneesmiddel dat men de zieken geeft, nu was het mij duidelijk geworden dat de persoonlijkheid van de arts en de wijze waarop hij het middel geeft, vaak meer gewicht in de schaal legt dan het medicament zelf. Ik had de waarde leren kennen van de suggestie, de toverkracht leren beseffen die schuilt in de gedachte.”
Na een aantal jaren als scheepsarts gewerkt te hebben, vestigt Van Renterghem zich als huisarts in een dorp op het Zeeuwse platteland. De hygiënische omstandigheden zijn soms barbaars. Met uiterst beperkte voorzieningen, weet de huisarts op provisorische wijze dorpsgenoten van alle rangen en standen bijzonder van dienst te zijn. Noodoperaties en bevallingen kan hij niet anders verrichten dan bij het schamele schijnsel van een olielamp. De penicilline dient nog uitgevonden te worden. Doeltreffende pijnstillers zijn nauwelijks voorhanden.
Wanneer van Renterghem een artikel in handen krijgt van de Franse arts Liébeault, die patiënten behandeld met behulp van hypnose, gooit hij het roer om. Hij reist naar Nancy af, om enkele weken de kunst af te kijken van zijn Franse leermeester. Later zal hij in Wenen ook Sigmund Freud (1856-1939) ontmoeten. Van Renterghem is diep onder de indruk van de gedegen kennis van Freud en diens psychoanalytische praktijk. Doch, wat de persoonlijkheid betreft, voelt van Renterghem zich meer op zijn gemak bij Carl Gustav Jung (1875-1961). En gaat bij laatstgenoemde in leeranalyse.
Parallel aan deze ontwikkeling, verhuist van Renterghem eerst naar Goes. Later vestigt hij zich in Amsterdam samen met zijn compagnon schrijver-psychiater Frederik Willem van Eeden (1860-1932). Zij zetten er een gezamenlijke (hypno) therapeutische praktijk op. Wanneer van Eeden vertrekt om zich meer op het schrijverschap te richten (en het ontwikkelen van de Internationale School Voor Wijsbegeerte) verwezenlijkt Van Renterghem een lang gekoesterde droom: Een eigen (hypno)therapeutische kliniek, welke hij vernoemt naar zijn grote voorbeeld Liébeault.
Ik ben verwonderd over de werkwijze om meerdere patiënten tegelijkertijd in trance te houden. Binnen een aantal kamers van een groot pand verkeren diverse patiënten in somnambule toestand om na enkele uren als herboren huiswaarts te keren. Om recidief angststoornissen te voorkomen, paste hij soms gedurende vier weken dagelijkse hypnose-behandeling toe (Dat doet mij denken aan de huidige achtweekse mindfulness-training met dagelijkse meditaties van bijna een uur).
Terwijl op de voorgrond het basale archaïsche huisartsenwerk wordt beschreven en naderhand de wonderen der hypnose, blijft op de achtergrond de menselijke worsteling voelbaar aanwezig. Zo is het ook voor zijn gezin sappelen. De echtgenote spaart van kwartjes wisselgeld haar uitzet, zoals zilveren theelepeltjes, bij elkaar. Het maatschappelijke conflict, de klassenstrijd tussen arm en rijk wordt voelbaar in het familieverband. Indringend is de tevergeefse strijd om het behoud van een kind, zorg voor en ziekte van ouders. Aan het eind van zijn beroepscarrière belandt Van Renterghems in een interpersoonlijke worsteling met een aankomend collega. De jeugdige opportunist tracht de goedlopende psychotherapeutische kliniek middels misleiding te annexeren.
De problemen zijn van alle tijden. Het leven van Van Renterghem speelt zich af aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20. Mijn beroepscarrière honderd jaar later. Maar ik heb er veel in herkend. Ook de afbeelding van de ‘De klinische les van Charcot’, herinnerde mij bijvoorbeeld indringend aan de ‘patiëntendemonstraties’ van vijftig jaar geleden.
Frans van der Lem
